Die Stadt der träumenden Bücher heb ik vorige maand in een verloren kwartiertje op een Duits station gekocht; meteen een end gelezen op de terugreis. Moers [mə:rs] schrijft fantasy. Niet mijn genre. De gedachten over genres en de nadelen van indelen in genres heb ik nog steeds niet op papier gezet. Het is een vorm van kastjesdenken, je doet altijd de afzonderlijke delen tekort. Het boek van Moers is erg fantastisch, het is ook zeer geestig en sprachspielerisch en het prikkelde al lange tijd mijn nieuwsgierigheid. Die Stadt der träumenden Bücher speelt op het fictieve continent Zamonien, waar allerlei fantasieschepsels leven. Het boek zou een vertaling uit het Zamonische zijn van een selectie uit de omvangrijke, meer delen omvattende reisherinneringen van Hildegunst von Mythenmetz, sentimentele dinosaurus, poeta laureatus. Mythenmetz gaat op reis, op zoek naar de onbekende auteur van een korte, volmaakt geschreven tekst. Zo belandt hij in Buchhaim, de „stad van de dromende boeken“. Mythenmetz is onervaren en naïef, wordt erin geluisd en door de boosdoeners afgescheept naar de beruchte catacomben onder Buchhaim, een complex en duister labyrint vol boeken, slechteriken, brave borsten en ongekende gevaren. De jonge Mythenmetz slaat zich er doorheen, is aan het eind van zijn queeste ouder en wijzer en heeft dan ook geleerd hoe hij zijn schrijversschap vorm moet geven.
Volgens Sebastian Domsch van Die Tageszeitung is deze roman „nicht nur ein Muß für Moers-Fans, sondern für alle, die Literatur lieben“. Da kommt man als Leser nicht umhin. Ik heb het graag gelezen. Soms werd het me wel iets te fantastisch. Het is een dik boek, helaas door overbodige passages, het boek is te lang. Het is echter ook zeer vermakelijk en je went aan de rare schepsels in Zamonien, de medemens is vaak oneindig raarder dan zo'n lezende dinosaurus.
Een belangrijke rol is weggelegd voor de zogenaamde Buchlinge, cyclopen die uitsluitend voorkomen in de catacomben van Buchhaim. Iedere Buchling leert tijdens zijn leven het complete oeuvre van een auteur, naar wie hij dan ook is vernoemd, uit het hoofd. Een aardigheid is dat hun namen allemaal anagrammen zijn van meer of minder bekende auteurs, veel Duitse, maar ook wel anderstalige. Dat moet een hele klus zijn geweest voor de vertalers van dit boek, ik verwacht althans dat dit aangepast is aan het taalgebied van de doeltaal. Een prominente Buchling is Ojahnn Golgo van Fontheweg (Johann Wolfgang von Goethe), haha. Perla La Gadeon (Edgar Allan Poe), ook leuk. De Buchlinge gedragen zich naar hun naamgever, ja, leuke truc. Bij sommige anagrammen is het een heel gepuzzel. Het schijnt een running gag van Moers te zijn, hij anagramt wat af in zijn Zamonien-boeken.
De sympathieke Buchlinge grossieren in aforismen.
„Lesen ist eine intelligente Methode, sich selber das Denken zu ersparen.“
„Dicke Bücher sind deswegen dick, weil der Autor nicht die Zeit hatte, sich kurz zu fassen.“ (goede raad voor de auteur?)
„Schreiben ist der verzweifelte Versuch, der Einsamkeit etwas Würde abzugewinnen – und etwas Geld!“
„Fußnoten sind wie die Bücher im untersten Regal. Die guckt sich keiner gerne an, weil er sich bücken muss.“
„Wenn ein Punkt eine Mauer ist, dann ist ein Doppelpunkt eine Tür.“
etc., etc.
Tot slot mijn favoriete uitspraak in het boek, een gedachte van Hildegunst, die na het nuttigen van een eenvoudig hapje zijn evenwicht hervonden constateert: „Es ist nicht das Gehirn, das unser Bewußtsein bestimmt. Es ist der Magen.“








De hele maand september en de kop van oktober las ik één boek: The Vivisector van Patrick White, die in 1973 de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Ik volg diverse boekenblogs, in een daarvan werd gewezen op de
Dit boek kreeg ik van een andere lezer die graag Duits leest. Ik begon erin toen ik enkele uren moest reizen, geen ongelezen alternatief bij de hand. Dat is dan meteen de enige reden waarom ik toch nog halverwege ben gekomen.

Drie verhalen over drie mannelijke personages: Saul, de achterneef van Keni die ooit Nathan Hart kende, een timide man met een grote verbeeldingskracht die met het wonderlijke verhaal van een gevallen engel Mocky en diens halfsterfelijke zoon Nachman met enig succes Keni het hof maakte. 
Dit is humor. Zeggen ze. Ik heb volgens mij nooit eerder zoiets flauws en onverrassends gelezen; het ontstijgt nergens het puberale niveau van pukkelige jongens met de eeuwige baard in de keel. Misschien is het wel aardig in de audioversie. 

Wilhelm Genazino heeft in 2004 de prestigieuze Georg-Büchner-Preis van de
Ik houd erg van de boeken van Kästner. Zijn jeugdboeken hebben waarde toegevoegd aan mijn toch al leuke jeugd. Over Kästner ging het laatst en toen kwam ook Der 35. Mai ter sprake. Het is een boek dat ik me vaag herinnerde, een wat bizar verhaal over Konrad, een jongen met een eigenzinnige oom. Konrad heeft volgens zijn leraar geen fantasie en moet een opstel schrijven over de Zuidzee. De leerlingen met fantasie moeten beschrijven hoe een gebouw met vier etages in elkaar steekt, een eitje voor Konrad. Hij zit met die Zuidzee in z'n maag. Oom Ringelhut (wel fantasie) schiet te hulp, evenals Negro Kaballo, een paard op rolschaatsen. Destijds leuk, nu vooral bizar. Dacht ik. Maar 't is maar een jeugdboek, uit in een mum (in een tijd van een mum, zei iemand gisteren), ik was nieuwsgierig en herlas. Het was weer leuk. 't Is namelijk op en top Kästner. Het verhaal is echt voor een jong publiek, de zinnen zijn prachtig, de onderliggende mentaliteit ook.
De dood van de moeder moet iets heel vreemds, met niets anders te vergelijken zijn en emoties oproepen die moeilijk te bevatten zijn. Begincitaat, uit een brief van Sigmund Freud aan Max Eitingon van 1 december 1929.
Je begint erin en kunt het amper wegleggen. Ik had het in een paar dagen tijd uit. Geslaagd escapisme in een tijd waar er veel te ontvluchten is.
In de afgelopen anderhalve week las ik ook de drie novella's in de verzameling the courage consort van Michel Faber.

Vorige week stuurde een lieve mij dit toe, een zonnestraaltje in een lastige week. Ik lees Uwe Timm graag. Vroeger incidenteel een boek, maar sinds ik
Ik was op zoek naar een verjaardagscadeau. Daar stond ik weer bij de boekenwinkel. De jarige houdt van jeugdliteratuur en haar oog wil ook wat. Ik keek hier, ik keek daar, ik keek bij de geïllustreerde kinderboeken en pikte dit er zo uit. De letters in het kader doen mij denken aan de Glasgow School of Art en daar zijn volgens jarige en mij geslaagde dingen uit voortgekomen. Niet gedraald, boek gekocht. En natuurlijk eerst zelf even gelezen (er zijn mensen die het onbehoorlijk vinden als je een cadeauboek eerst zelf leest; ik doe het zeker niet altijd, maar niet principieel niet, ik voel absoluut niet aan wat daar zo schokkend aan is). Het is fantastisch, echt. Een heerlijk verhaal over een wat droogstoppelige oude vrijster die het vaak koud heeft en constateert dat er iets in haar leven ontbreekt. Mevrouw Lovewright wil gezelligheid. Ze wil een katje, een lief beestje dat op haar schoot zit en spint. Het zou Purrly moeten heten. Het geluk lacht haar toe, de kat arriveert, maar dan wil deze niet spinnen. Hij heeft sowieso nogal een uitgesproken eigen willetje en al spoedig een zeer grote eigen wil.
Een ander tussendoortje, even geleend en de Nederlandse vertaling van Koningsburgs From the Mixed-Up Files of Mrs. Basil E. Frankweiler gelezen. Wat een geslaagd jeugdboek. Het speelt grotendeels in het Metropolitan Museum in New York. Een meisje besluit uit ongenoegen van huis weg te lopen en haalt een jonger broertje over om mee te gaan. Hun doel: dat museum. Het is een geweldige achtergrond voor een zeer onderhoudend verhaal. De kinderen steken van alles op zonder dat ze worden neergezet als onwaarschijnlijke leergierige ettertjes.
Dit lieve boek herlas ik tussen de andere boeken door. Ik werd eraan herinnerd door 

Ik heb de instellingen gewijzigd en nu kunnen ook niet-Bloggers reageren. Ik had een tijdje terug als reactie op een schokkend gore 'comment' zeer strenge instellingen gekozen. Ik heb het nu wat minder streng ingesteld, naar ik hoop zonder de deur weer open te zetten voor ongekende smerigheid. 

Bij de dood van An Rutgers van der Loeff schreef
Auster staat al twee decennia bij mij zeer hoog aangeschreven. City of Glass heb ik jaren geleden als roman gelezen, naar deze grafische bewerking was ik erg beniewd. Ik vind het mooi en toch spreekt het me niet aan. Voor mij beperkt het getekende de leeservaring in plaats van dat het toevoegt. Geef mij maar de oorspronkelijke roman. 



Dit boek heeft even bij mij gelogeerd en zo heb ik er eerst wat in gelezen en toen verder gebladerd, uit nieuwsgierigheid, omdat het vooral de tijd die ik niet in Nederland woonde bestrijkt. Ik vond vooral de beginjaren interessant, het gesjacher van Ruis om een poot aan de grond te krijgen bij de omroepen en dan vooral op tv. Het is 'm gelukt, dat is bekend. Wat een leven, zo zielloos vond ik het, zo'n jachtige aaneenschakeling van activiteiten.





