28 maart 2009

Kehlmann en Grunberg

Gisteravond was Daniel Kehlmann in Amsterdam. Arnon Grunberg had een gesprek met hem en Felix Meritis zat vol. Het was een avond in het kader van de zogenaamde Versus-ontmoetingen. Vorige week was er ook zo'n avond met Uwe Timm en Adriaan van Dis, die ik uit extreme moeheid op de valreep niet bezocht. Daar heb ik geen spijt van gehad, die avond draaide namelijk uit op een allenus, Van Dis kwam niet en Uwe Timm, die ik bewonder en graag lees, had ik al eerder live meegemaakt, dus een toegevoegde waarde had die avond voor mij niet direct gehad.
            De volgende ontmoeting van een Duitse en Nederlandse auteur wilden we niet mislopen en zo luisterden wij gisteren naar een gesprek, voertaal Duits (Grunbergs bijzonder goede uitspraak en originele naamvallen), tussen Kehlmann en Grunberg. Onderwerp van gesprek was met name Kehlmanns nieuwste boek Ruhm en de verschijning van de Nederlandse vertaling Roem (vertaald uit het Duits door Jacq Firmin Vogelaar, informatie die je niet makkelijk achterhaalt, zelfs Querido, Kehlmanns Nederlandse uitgever, vindt het niet nodig de vertaler op de productpagina te vermelden).
            Ik heb Ruhm niet gelezen, wel Die Vermessung der Welt en dat met veel plezier. Het verhaal in Ruhm ontspint zich uit het gegeven dat iemand de identiteit van een ander aanneemt, nadat hij bij herhaling is opgebeld met de vraag of hij die persoon zou zijn. Klinkt bekend. ‘It was a wrong number that started it, the telephone ringing three times in the dead of night, and the voice on the other end asking for someone he was not.’ Openingszin van Austers New York Trilogy.
            Nieuwsgierig naar Ruhm maakte de avond zeker. Kehlmann sprak weliswaar niet met ‘een aangename, rodewijn-donker, bronskleurige stem’ (ik heb geen flauw idee hoe rodewijn-donker klinkt, het verslag van die vorige Versusavond is de moeite van het klikken en lezen waard, want wat is het? slecht vertaald uit het Duits? Nederlands van een Duitstalig persoon?), maar was wel onderhoudend, vertelgraag en gevat. Ter oriëntatie op zijn onderwerp had hij zich ondermeer verdiept in het forumgedrag van internetgebruikers. Wat hij, geestig geformuleerd, vertelde over de grote verongelijktheid die je daar aantreft en het ongenuanceerde gescheld op sommige fora strookt volledig met eigen ervaringen. Hij las een passage uit zijn boek voor, virtuoos, je zult het maar moeten vertalen. Rare dingen zei hij trouwens ook, bijvoorbeeld die opmerking dat hij volledig begreep dat Günter Grass zijn SS-verleden had verzwegen om zijn kansen op de Nobelprijs voor Literatuur niet te vergooien. Belachelijk.

27 maart 2009

The Blindfold, Siri Hustvedt

Vier hoofdstukken uit het leven van studente Iris Vegan. Ze maakt vreemde dingen mee door eigenaardige ontmoetingen, maar ook ontwrichtende psychische processen in haar zelf waar ze geen grip op lijkt te hebben. De hoofdstukken volgen haar leven niet chronologisch, maar er zijn wel verschillende verwijzingen dat je inzicht krijgt hoe ze in elkaar grijpen en welke gebeurtenissen aan welke zieleonrust voorafgaan. Het hoofdthema is die zieleonrust, die Iris in allerlei schakeringen ondergaat.
            Hustvedt heeft oog voor juist deze innerlijke processen en weet ze vlijmscherp te beschrijven. Een immens inlevingsvermogen, vermoed ik. Bijna griezelig, volgens een psychoanalystische kennis, dat zo zuiver beschreven wordt hoe Iris afzakt in een psychose.
            Op zeker moment is Iris bezig met een vertaalproject, ze vertaalt voor een van haar hoogleraren een Duits verhaal naar het Engels, hij begeleidt haar en ze bespreken haar keuzes en werkwijze. Dat wordt boeiend neergezet en ik werd erg nieuwsgierig naar het (fictieve) Duitse verhaal en de Engelse vertaling ervan.
            Minnetje: de laatste scène is ongeloofwaardig, strookt niet met het personage Iris dat in het voorafgaande naar voren kwam. Die Iris is fragiel, ook veerkrachtig, eigenzinnig, hypergevoelig, oorspronkelijk. De Iris van de laatste pagina’s is een onnozele net-niet-meer puber, een naïef vrouwtje, die moet je maar snel weer vergeten.
            The Blindfold is geen boek waar je lekker in wegduikt, de verhalen zijn te verontrustend, de personages verliezen bijna of helemaal hun evenwicht. Ik moet het nog eens lezen om meer onderstromen te kunnen herkennen.
            Nou The Sorrows of an American nog en ik ben bij met Hustvedt. Misschien dat ik het volgende week in handen krijg van gulle geefster van dit boek? enorm onsubtiele hint

15 maart 2009

Een tafel vol vlinders, Tim Krabbé

Ik keek het gegeven paard in de bek, trachtte zonder oordeel vooraf te waarderen en waardeerde niet wat ik las. De eerste alinea’s nodigen uit tot verder lezen, prima. Dan komen de eerste struikelblokken, zinnen die je verward achterlaten. Ze dronken koffie aan haar tafel en met een even grote kracht als hij niet zo lang daarna zou weten dat hij van haar af wilde, had hij haar gewild. Hûh? Nog maar eens lezen. Aha, hij, Fred, wil haar heel graag en dadelijk wil hij haar net zo graag niet meer. Behalve dat Fred vervolgens een wat langere relatie met deze vrouw krijgt en later uit niets blijkt dat hij ‘met grote kracht’ van haar af wil. Hij wil nogal slap van haar af, hij is ook een niksig weekdier, zij beëindigt de relatie. Komt geen kracht van zijn kant aan te pas. Meer kromme zinnen en inconsequenties, maar ik haak niet af, ben zelfs nieuwsgierig naar verder verloop.
            Het boekenweekgeschenk van dit jaar is een tweeluik. Het hoofdpersonage van deel één is die pedante, verwaande Fred. Een onsympathiek personage hoeft niet af te schrikken. Terugkijkend was deel één een feest, het ging ergens over: over een vervelende ijdeltuit die vindt dat hij beter is dan de lullige medemens, zijn eigen leven leeft en invult, mensen ontmoet, anderen achter zich laat, veel navelstaart en weinig relativeert. In deel twee is ik-verteller Bram aan zet. Bram komt helaas niet zo goed uit zijn woorden. Hij heeft ook niet veel te vertellen, moet toch de helft van de novelle zien vol te praten. Wat een vervelende, in clichés dolende puber is Bram. Bram krijgt ook zelf genoeg van Bram. Arme Bram, niemand begrijpt hem. Ik ook niet.

11 maart 2009

The Curious Case of Benjamin Button, F. Scott Fitzgerald

Ik lees nog, hoor. Boeken mondjesmaat, verder veel krant en onder andere iedere dag een literaire gebeurtenis. Enige tijd terug las ik online F. Scott Fitzgeralds The Curious Case of Benjamin Button, naar aanleiding van de verfilming die me, ondanks positieve berichten van anderen, weer minder trekt. Het verhaal dus wel, want Fitzgerald lees ik graag en dit verhaal kende ik niet.
            Fitzgerald schreef dat het was ontstaan omdat Mark Twain had opgemerkt dat het zo jammer was dat het beste van het leven aan het begin kwam en het rottigste aan het eind. Ik draai de zaak om, dacht Fitzgerald et voilà: Benjamin Button. Als je alleen het verhaal leest, vraag je je af hoe je daar in hemelsnaam een avondvullende film van maakt, maar dat lukte kennelijk door allerlei extra’s toe te voegen, waaronder een tragische liefde. Film niet gezien dus ik spreek met vooroordeel, maar het lijkt me niks. In het verhaal speelt de liefde een bijrol en heeft de toonzetting iets grimmigs, ook met betrekking tot die liefde: Ben trouwt, wordt jonger, zij ouder en de tragiek is dat hij naarmate hij jonger en egocentrischer wordt dat oude mens op een gegeven moment niet meer hoeft. Benjamin Button ontwikkelt zich fysiek én psychisch in omgekeerde richting en daarmee haalt Fitzgerald Twains uitspraak onderuit.
            In een inleiding bij een verhalenbundel vertelt Fitzgerald dat hij naar aanleiding van dit verhaal een brief ontving van een anonieme lezer (zelf schrijft hij ‘admirer’ ...) uit Cincinnati:
"Sir--
I have read the story Benjamin Button in Colliers and I wish to say that as a short story writer you would make a good lunatic I have seen many peices of cheese in my life but of all the peices of cheese I have ever seen you are the biggest peice. I hate to waste a peice of stationary on you but I will."


[Hmmm, i before e, except after c, heb ik geleerd.]