26 december 2006

Die Stadt der träumenden Bücher, Walter Moers

Die Stadt der träumenden Bücher heb ik vorige maand in een verloren kwartiertje op een Duits station gekocht; meteen een end gelezen op de terugreis. Moers [mə:rs] schrijft fantasy. Niet mijn genre. De gedachten over genres en de nadelen van indelen in genres heb ik nog steeds niet op papier gezet. Het is een vorm van kastjesdenken, je doet altijd de afzonderlijke delen tekort. Het boek van Moers is erg fantastisch, het is ook zeer geestig en sprachspielerisch en het prikkelde al lange tijd mijn nieuwsgierigheid.

Die Stadt der träumenden Bücher speelt op het fictieve continent Zamonien, waar allerlei fantasieschepsels leven. Het boek zou een vertaling uit het Zamonische zijn van een selectie uit de omvangrijke, meer delen omvattende reisherinneringen van Hildegunst von Mythenmetz, sentimentele dinosaurus, poeta laureatus. Mythenmetz gaat op reis, op zoek naar de onbekende auteur van een korte, volmaakt geschreven tekst. Zo belandt hij in Buchhaim, de „stad van de dromende boeken“. Mythenmetz is onervaren en naïef, wordt erin geluisd en door de boosdoeners afgescheept naar de beruchte catacomben onder Buchhaim, een complex en duister labyrint vol boeken, slechteriken, brave borsten en ongekende gevaren. De jonge Mythenmetz slaat zich er doorheen, is aan het eind van zijn queeste ouder en wijzer en heeft dan ook geleerd hoe hij zijn schrijversschap vorm moet geven.

Volgens Sebastian Domsch van Die Tageszeitung is deze roman „nicht nur ein Muß für Moers-Fans, sondern für alle, die Literatur lieben“. Da kommt man als Leser nicht umhin. Ik heb het graag gelezen. Soms werd het me wel iets te fantastisch. Het is een dik boek, helaas door overbodige passages, het boek is te lang. Het is echter ook zeer vermakelijk en je went aan de rare schepsels in Zamonien, de medemens is vaak oneindig raarder dan zo'n lezende dinosaurus.

Een belangrijke rol is weggelegd voor de zogenaamde Buchlinge, cyclopen die uitsluitend voorkomen in de catacomben van Buchhaim. Iedere Buchling leert tijdens zijn leven het complete oeuvre van een auteur, naar wie hij dan ook is vernoemd, uit het hoofd. Een aardigheid is dat hun namen allemaal anagrammen zijn van meer of minder bekende auteurs, veel Duitse, maar ook wel anderstalige. Dat moet een hele klus zijn geweest voor de vertalers van dit boek, ik verwacht althans dat dit aangepast is aan het taalgebied van de doeltaal. Een prominente Buchling is Ojahnn Golgo van Fontheweg (Johann Wolfgang von Goethe), haha. Perla La Gadeon (Edgar Allan Poe), ook leuk. De Buchlinge gedragen zich naar hun naamgever, ja, leuke truc. Bij sommige anagrammen is het een heel gepuzzel. Het schijnt een running gag van Moers te zijn, hij anagramt wat af in zijn Zamonien-boeken.

De sympathieke Buchlinge grossieren in aforismen.
„Lesen ist eine intelligente Methode, sich selber das Denken zu ersparen.“
„Dicke Bücher sind deswegen dick, weil der Autor nicht die Zeit hatte, sich kurz zu fassen.“ (goede raad voor de auteur?)
„Schreiben ist der verzweifelte Versuch, der Einsamkeit etwas Würde abzugewinnen – und etwas Geld!“
„Fußnoten sind wie die Bücher im untersten Regal. Die guckt sich keiner gerne an, weil er sich bücken muss.“
„Wenn ein Punkt eine Mauer ist, dann ist ein Doppelpunkt eine Tür.“
etc., etc.

Tot slot mijn favoriete uitspraak in het boek, een gedachte van Hildegunst, die na het nuttigen van een eenvoudig hapje zijn evenwicht hervonden constateert: „Es ist nicht das Gehirn, das unser Bewußtsein bestimmt. Es ist der Magen.“