07 februari 2006

De een en de ander, Toon Tellegen

en de een wil nog iets zeggen, iets over liefde,
       iets wat hij nooit zeggen zal,
en de ander wil nog iets verzwijgen,
       wat hij nooit verzwijgen kan.


De dierenverhalen van Tellegen zijn prachtig, wijs, verrassend, tijdloos. Allemaal mooi.
De gedichten van Tellegen spreken mij minder aan, er klinkt wanhoop uit, waar het in de verhalen verdriet of berusting is. Een aantal gedichten raakt mij wel. Ik heb De een en de ander achter elkaar gelezen. Uitdrukkingen als "taaie schemering", "de uitlopers van de dood" en "de waarheid verstoort het denken" blijven je bij. Bepaalde beelden duiken in verschillende gedichten op.
De gedichten bieden geen vrolijke kijk op het samenleven van mensen, wel een realistische en treffende.

De bundel is een BookCrossing-boek en moet reizen. Een aantal gedichten wil ik graag hier houden:

De een vraagt:
wanneer is leven geen leven meer?
De ander wijst hem aan:
dit kan ontbreken (rechtvaardigheid)
en dit (schoonheid)
en dit (vrede) ...
       wijst overal om zich heen
... en dan nóg is het leven.

De zon schijnt,
er zijn mieren en madeliefjes en kleine zwarte vliegjes,
e er zijn distels en klitten,
en in de verte de zee die glinstert en schittert.

En radeloosheid, vraagt de een,
kan dat ook ontbreken?
______________________________________________________

De een legt zich bij de feiten neer,
roept naar de ander: 'Moet je ook doen!
Ze zijn zó zacht en onnauwkeurig ...'

De ander gaat de feiten nog te lijf,
verscheurt ze, verdoezelt ze en gooit ze weg.
'Ik voer nog achterhoedegevechten!' roept hij
met schorre stem.

Buiten bloeien dahlia's en goudsbloemen
en een gele roos.

'Ik droom,' roept de een, 'nu de slordigste dromen ...'
En ik, denkt de ander, sterf een achterhoededood,
door iets verdwaalds geraakt.
______________________________________________________

De een wijst:
       zijn dat wonden?
       wat denk je, bloed je nu dood?

De ander houdt zijn pas in,
knijpt zijn ogen dicht -
voorbijgangers blijven staan,
stoten elkaar aan:
       hij denkt na ...
       wie ...
       die man daar ...
       waarover ...
       over doodbloeden, hij denkt over doodbloeden na ...

Dan doet hij zijn ogen weer open
en zegt zacht:
       wat weet ik van doodbloeden af?
______________________________________________________

Ik moet sterk zijn, denkt de een,
ik moet mijzelf serieus nemen,
er mag niets knagen aan de fundamenten
van mijn bestaan -

maar op een ochtend, in het bestek van één enkele seconde,
houdt hij niet meer van de ander,
'nét niet meer,' zegt hij -
er vaart een schip voorbij -
'er hoeft maar dít te gebeuren' -
en mussen tsjilpen, kinderen hinkelen en zingen,
vallen op hun gezichten -
'of ik houd weer van jou,'

het verschil is klein, pijnlijk en onvindbaar.


Klik op de foto als je wilt lezen wat anderen ervan vonden.

Geen opmerkingen: